Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Naef-Daenzer B. & Grüebler M.U. (2008) Post-fledging range use of Great Tit Parus major families in relation to chick body condition. ARDEA 96 (2): 181-190
Bij Koolmezen Parus major zijn de timing van broeden en de conditie van de jongen bij het uitvliegen kenmerken met belangrijke consequenties voor de fitness van de vogels. Er is echter weinig bekend over de manier waarop deze kenmerken overleving en vestiging in de broedpopulatie beïnvloeden. In het onderhavige onderzoek wordt het gebiedsgebruik beschreven van mezenfamilies gedurende de eerste 20 dagen na het uitvliegen van de jongen (de periode waarin jongen onafhankelijk worden van hun ouders) in relatie tot de conditie (gewicht) van de jongen bij het uitvliegen. Met behulp van radiotelemetrie en het aflezen van gekleurringde mezen werden 25 families met 107 jongen gevolgd. Families met jongen in goede conditie (gemiddeld gewicht 19 g) gebruikten een ongeveer drie keer zo’n groot gebied als families met jongen in slechtere conditie (gemiddeld 15 g). De conditie bij het uitvliegen was positief gecorreleerd met de verplaatsingssnelheid, tenminste voor families die meer dan 50 m per uur aflegden. Wij veronderstellen dat de conditie bij het uitvliegen van invloed is op de vliegprestatie en daarmee op het gebiedsgebruik van de familiegroepen. De lage verplaatsingssnelheid en dichte clustering van jongen in slechte conditie resulteren waarschijnlijk in een groter predatierisico. Jongen in slechte condities hadden een relatief lage voedselopnamesnelheid, vooral laat in het seizoen. Wij veronderstellen dat de effecten van de conditie bij het uitvliegen op de overleving (en dus fitness) tot stand komen door effecten van conditie op gedrag en fysiologie, die vervolgens vliegprestatie, gebiedsgebruik, energieopname, en predatierisico beïnvloeden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]