Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Piersma T., Zwarts L. & Bruggemann J.H. (1990) Behavioural aspects of the departure of waders before long-distance flights flocking vocalizations flight paths and diurnal timing. ARDEA 78 (1-2): 157-184
In dit artikel wordt beschreven welk wegtrekgedrag steltlopers vertonen als ze vanaf de Banc d'Arguin in Mauritanië beginnen aan de lange vlucht naar W. Europa of vanuit de Nederlandse Waddenzee op weg gaan naar het verre zuiden. De meeste wegtrekkende groepen bestaan uit enkele tientallen individuen. Grotere soorten steltlopers trekken in wat grotere groepen weg dan kleinere soorten. De groepsgrootte wordt wellicht beperkt door de beschikbaarheid van groepsgenoten. Dit lijkt aannemelijk omdat de grootste groepen vertrokken op tijdstippen dat de meeste vogels 'beschikbaar' waren: tijdens de dagen van meest intensieve wegtrek en tijdens hoogwater. Wegtrekkende groepen smolten soms samen, maar vaak deelden ze zich ook op in kleinere groepen, waarbij de uiteindelijke groepsgrootte tussen de 30 en 60 vogels lag. Omdat de groepen Rosse Grutto's en Kanoeten bij aankomst in Nederland veel kleiner zijn dan wanneer ze vertrekken uit Mauritanië, lijkt het waarschijnlijk dat de vogels er niet in slagen om gedurende de hele vlucht naar W. Europa bij elkaar te blijven. Ongeveer 4% van de 1.200 groepen die we bij wegtrek van de Banc d'Arguin of uit de Waddenzee bekeken, bestonden uit meer dan een steltlopersoort. Voordat de groepen vertrokken van de Banc d' Arguin waren ze vaak onrustig en vlogen soms een paar keer op alvorens echt op reis te gaan. Het vertrekken voor lange vluchten verliep doorgaans luidruchtig: vogels in vertrekkende groepen maakten in meer dan 90% van de gevallen veel roepgeluiden. Met een speciaal uitgevoerde optische afstandsmeter waren we tijdens de voorjaarstrek op de Banc d'Arguin in staat om elke 30 sec de driedimensionale posities (bolcoördinaten) van vertrekkende steltlopergroepen in te meten. We slaagden er in om groepen tot horizontale afstanden van meerdere kilometers en tot een hoogte van 1,5 km te volgen. De groepen vertoonden (in elk geval tot die hoogte) geen enkele neiging om hun vlieghoogte af te vlakken. Op de Banc d'Arguin vertrokken de steltlopers met wind tegen, en vlogen ze omhoog met een snelheid van iets meer dan een halve meter per sec (1,8 km/u). Vertrekkende groepen compenseerden niet voor wind drift, tenzij ze de wind in de rug hadden. De vogels van de Banc d'Arguin vertrokken in NNW richting in plaats van de NNO richting die ze zouden moeten kiezen om recht op Nederland af te vliegen. Deze wegtrekrichting zou een aanpassing kunnen zijn aan de oostwaarts blazende winden op grote hoogte. Door zelf wat westelijk te sturen worden ze door de westenwinden op een directe koers naar W. Europa gehouden. De meeste groepen vertrokken in de uren voor zonsondergang. We vonden geen duidelijke relatie met de getijcyclus. In de Waddenzee vertrokken ze alleen met zicht op de ondergaande zon. Wij denken dat een samenspel van voordelen op het vlak van energiegebruik en oriëntatiemogelijkheden de vertrektijd en de groepsvorming kunnen verklaren.


[close window] [previous abstract] [next abstract]