Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Bishop M.A. (2004) Differential spring migration by male and female Western Sandpipers Calidris mauri at interior and coastal stopover sites. ARDEA 92 (2): 185-196
Mannetjes en wijfjes van de Alaskastrandloper Calidris mauri hebben voorkeur voor verschillende gebieden om te overwinteren. Vanuit de broedgebieden in Alaska trekken de wijfjes meestal verder naar het zuiden om de winter door te brengen dan de mannetjes. Daardoor valt de sekseverhouding in zuidelijke overwinteringsgebieden in het voordeel van de wijfjes uit en in noordelijke overwinteringsgebieden in het voordeel van de mannetjes. Tijdens de voorjaarstrek komen mannetjes op pleisterplaatsen langs de trekroute vaak eerder door dan wijfjes. Dit zou verklaard kunnen worden doordat mannetjes noordelijker overwinteren en/of doordat mannetjes eerder beginnen aan de voorjaarstrek. De auteurs hebben 132 strandlopers uit drie verschillende overwinteringsgebieden in de Verenigde Staten uitgerust met radiozenders om zowel mannetjes als wijfjes tijdens hun voorjaarstrek naar de noordelijke broedgebieden te volgen. Daartoe werd op twaalf tussenstations langs de trekroute waar de vogels zouden kunnen bijtanken en in vier broedgebieden de doorkomst respectievelijk aankomst van de vogels bijgehouden met behulp van radio-ontvangers, deels vanaf de grond, deels vanuit een vliegtuigje. De vangsten met behulp van mistnetten bevestigden dat mannetjes inderdaad eerder doortrekken dan wijfjes. De vogels die van een zender waren voorzien, lieten zien dat in 1995 mannetjes eerder aan de trek begonnen dan wijfjes, maar in 1996 was dit niet het geval. Mannetjes en wijfjes maakten een gelijk aantal tussenstops, al gebruikten ze gedeeltelijk verschillende gebieden. De mannetjes kwamen niet altijd eerder aan in de broedgebieden dan de wijfjes. Dit laatste resultaat was misschien te wijten aan een te kleine steekproef in de broedgebieden. De mannetjes die laat in het seizoen trokken, leken namelijk wel korter te pleisteren dan mannetjes die vroeg op trek waren gegaan. Bij wijfjes werd dit patroon niet gevonden. De auteurs suggereren dat mannetjes dus misschien toch eerder in de broedgebieden aankomen. Dit zou voordelig zijn, omdat bij deze strandlopersoort de mannetjes verantwoordelijk zijn voor het opzetten en verdedigen van het broedterritorium. Individuen zijn relatief honkvast in het broedgebied en nestelen van het ene op het andere jaar vaak zelfs in hetzelfde nestkuiltje. Ook zijn deze strandlopers redelijk trouw aan hun partner. Vroeg arriveren levert voor mannetjes dus als voordeel op dat ze een grotere kans hebben om hetzelfde broedterritorium te veroveren en bovendien dezelfde partner aan te trekken als in het voorafgaande jaar.


[close window] [previous abstract] [next abstract]