Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Sterbetz I. (1968) Der Zug der Zwerggans auf der Ungarischen Puszta. ARDEA 56 (3-4): 259-266
De auteur beschrijft het voorkomen van de Dwerggans (Anser erythropus) in Hongarije. In tegenstelling tot de Kolgans en de Rietgans, die de laatste tien of twintig jaren in steeds geringer aantallen in de Hongaarse poesta overwinteren, zijn er geen aanwijzingen dat het getal van de in Hongarije verschijnende Dwergganzen opvallend is veranderd. Dwergganzen arriveren gewoonlijk gemiddeld een of twee weken eerder in het najaar dan de andere noordelijke ganzen. Zij leven en trekken in veel kleinere groepen dan de bij duizenden bijeen levende Kalganzen. De grootste waargenomen groep bestand uit ca. 200 vogels. Wanneer de Kalganzen in massa's gaan verschijnen, verdwijnen de Dwergganzen. Dwergganzen zijn in de winter in Hongarije zeer schaars. Waar zij de winter doorbrengen is onbekend. De auteur wijst er op dat de internationale waterwildtellingen een antwoord zouden kunnen gaan geven op de vraag of de Dwerggans, evenals de Kolgans, in de West-Europese kustlanden talrijker is gaan verschijnen dan vroeger.


[close window] [previous abstract] [next abstract]