Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Patterson I.J., Makepeace M. & Williams M. (1983) Limitation of local population size in the Shelduck. ARDEA 71 (1): 105-116
Dit onderzoek beschrijft de veranderingen van de populatiegrootte die bij de Bergeenden van de Ythan monding in Aberdeenshire, Schotland, in een periode van 17 jaren (1962-79) door middel van ringen (met grote, in het veld afleesbare nummers) en verven zijn vastgesteld. De bedoelde populatie is minstens 80 km verwijderd van de dichtstbijzijnde andere Bergeenden en daarvan door onbewoonbare biotopen gescheiden. Het onderzoek was gericht op de beschrijving van de processen die tot de populatieveranderingen hebben geleid en eindigt met een discussie van de factoren die de populatiegrootte beperken. De populatie had pieken van ongeveer 230 in 1962 en 1977 en een dieptepunt van 141 in 1970. De fluctuaties hadden betrekking zowel op territoriumhoudende als op niet-territoriale, in groepen levende vogels, maar het aantal territoriumhoudende vogels schommelde het minst. Territoriale en groepsvogels werden samengesteld door vogels van allerlei leeftijdsklassen, maar meer dan de helft van de groepen bestond uit eerstejaars vogels, terwijl dit aantal nog vee! hoger was na jaren met een grote jongenproductie. Onder de eerstejaars-groepsvogels waren veel meer vrouwtjes dan mannetjes. Driekwart van de in het gebied opgegroeide en later daarnaar teruggekeerde jongen bestond eveneens uit vrouwtjes. De meeste Bergeenden werden op hun derde jaar territoriumhouders. Het gemiddelde jaarlijks overlevingsgetal van volwassen vogels was groter bij territoriumhoudende vogels (88,6%) dan bij niet-territoriumhouders en was het kleinst bij pas geringde vogels. Slechts 18,7% van de geringde jongen keerde naar het gebied terug. Weliswaar werden in de Ythan-populatie, vooral in de winter, doortrekkers en nieuwelingen vastgesteld, maar territoriumhoudende of daar broedende vogels schenen niet elders te gaan broeden. Daarentegen vestigde een aantal in het gebied uitgebroede jongen zich in latere jaren elders. Broedsucces van volledige legsels (gemiddeld 40,5%), het aantal jongen dat vliegvlug werd (34,6%) en het aantal vliegvlugge jongen per territoriaal paar (0,99) namen significant met de toename van territoriumhoudende vogels af. Ongeveer 10% van de eieren van geslaagde broedsels kwam niet verder dan het stadium van eendagskuiken. Tussen veranderingen van de groepsgrootte en het aantal in de voorafgaande zomer voortgebrachte of groot geworden jongen bestond geen statistisch significant verband. Daarentegen nam de groepsgrootte na experimentele voedering in de winter met dagelijks 7 kg geweekte tarwe toe. Hieruit wordt afgeleid dat de omvang van het aanwezige voedsel de mate van immigratie kan bennvloeden. Geen verband werd gevonden tussen veranderingen van de aantallen territoriumhoudende vogels en de grootte van de niet-territoriale groepen in de voorafgaande een of twee jaren. De bergeendenpopulatie van de Ythan-monding bracht waarschijnlijk een onvoldoend aantal nieuwe vogels voort om de jaarlijkse verliezen op te vangen; de meeste jaren werd de populatie door immigranten in stand gehouden. De theoretische conclusie van dit locale onderzoek is dan ook dat de populatiegrootte hier op twee niveaus wordt gereguleerd: a) door vernieuwing van de groep, bepaald door de hoeveelheid beschikbaar voedsel en b) door vernieuwing van het aantal territoriumhouders vanuit de niet-territoriale groep, bepaald door territoriaal gedrag.


[close window] [previous abstract] [next abstract]