Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

SCHAPER S (2010) Samenvattingen themadag Mezenwerk: 'Timing van de voortplanting in een veranderende wereld'. LIMOSA 83 (2): 87-87.

Koolmezen broeden in een omgeving met seizoenen en moeten hun voortplanting zo plannen dat de omstandigheden het hen mogelijk maken hun jongen te voeren. Omdat de rupsen die ze daarvoor nodig hebben verse eikenblaadjes eten en slechts gedurende een heel korte periode in het voorjaar beschikbaar zijn, moeten de mezen hun eileg afstemmen op het ontwikkelingsproces van de eiken. In koude jaren zijn de eiken en rupsen later en moeten de mezen dus ook later broeden. De mezen moeten echter al weken voordat de eikenknoppen zichtbaar zwellen hun geslachtsorganen ontwikkelen, een nest bouwen, eieren leggen en deze uitbroeden. Dat betekent dat ze uit de condities in het vroege voorjaar het toekomstige verloop ervan moeten voorspellen. Als ze te vroeg of te laat broeden zullen de jongen onder suboptimale omstandigheden opgroeien en zullen er minder uitvliegen. Nu de voorjaren warmer worden zien we dat veel mezen te laat leggen om de jongen in het nest te hebben tijdens de piek in voedselaanbod. Vogels die later leggen beginnen echter ook later in het seizoen met de rui. Ze moeten dus sneller ruien, met als mogelijk gevolg veren van een slechtere kwaliteit. Daardoor kunnen ze mogelijkerwijze in het volgende broedseizoen weer moeilijker voldoende voedsel bemachtigen om vroeg te beginnen.
      In ons onderzoek volgen we twee benaderingen om te begrijpen waarom er individuele variatie is in de timing van het broeden en waarom het de vogels niet lukt om het veranderende klimaat bij te houden. Voor de eerste benadering gebruiken we onze in nest kasten broedende mezenpopulatie op de Hoge Veluwe, die we al meer dan 50 jaar bestuderen. Op zoek naar dat wat sommige koolmezenvrouwtjes ervan weerhoudt vroeg te leggen concentreren we ons op de rol van voedselaanbod en bestuderen de energiehuishouding van individuele vrouwtjes in het vroege voorjaar. In het veld meten we ook hoeveel jongen vroeg en laat leggende mezen grootbrengen.
      In de tweede benadering concentreren we ons op de mechanismen van de timing en kijken we in meer detail naar de omgevingssignalen die vrouwtjes kunnen gebruiken om de beste legdatum te voorspellen. De veldstudies tonen duidelijk dat het broedbegin nauw samenhangt met de voorjaarstemperatuur, dat onder gecontroleerde omstandigheden de nakomelingen van vroeg broedende moeders inderdaad ook vroeger broeden. Het lijkt er echter op dat vooral vrouwtjes uit laat leggende families gevoelig zijn voor temperatuurveranderingen. Hogere voorjaarstemperaturen leiden daarnaast tot een vroegere regressie van de testes bij mannetjes en een vroegere start van de rui. Het verschil tussen individuele vrouwtjes in temperatuurgevoeligheid kan een mechanisme zijn waarop natuurlijke selectie kan aangrijpen om de synchronisatie tussen het broeden en de rupsenpiek te herstellen. maar is de temperatuur zelf de sleutel of de ontwikkeling van vegetatie en prooidieren die de temperatuurstijging veroorzaakt? Om die vraag te beantwoorden voeren we experimenten uit met koolmezenparen die broeden in volières met een gecontroleerd klimaat. Geïsoleerd van andere omgevingssignalen en met voedsel in overvloed kunnen we nagaan of de vogels inderdaad hun timing aanpassen onder verschillende temperatuurscenario's. We volgen in detail de fysiologische veranderingen die de mezen doormaken, zoals de toename in hormoon spiegels, groei van de gonaden en de rui in de nazomer. We willen weten of de voortplanting direct wordt beïnvloed door de temperatuur, in welke periode de vogels daarvoor gevoelig zijn, en welke aspecten van een complex temperatuurprofiel belangrijk zijn. En ook of er genetische bepaalde individuele verschillen zijn in temperatuurgevoeligheid. Doordat de experimentele mezenparen afkomstig zijn uit onze lang bestudeerde populatie en hun afstamming bekend is, kunnen we nakomelingen van vroeg of laat broedende moeders selecteren voor de experimenten. Onze resultaten tot dusver laten zien

[gratis pdf] [english summary]



limosa 83.2 2010
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster