DIJK K VAN (2008) Eerste geval van overwinterende Baltische Mantelmeeuw in Nederland.. LIMOSA 81 (4): 151-153.
De Baltische Mantelmeeuw Larus fuscus fuscus is de ondersoort
van de Kleine Mantelmeeuw die broedt rond de
Oostzee en in het noordelijk deel van Noorwegen (Glutz von
Blotzheim & Bauer 1982, Olsen & Larsson 2004). Het zwaartepunt
van de populatie bevindt zich in Finland en de Finse
broedvogels overwinteren hoofdzakelijk in Oost-Afrika.
Hierin verschillen ze van de Kleine Mantelmeeuwen die rond
de Noordzee broeden (onder andere in Nederland, Groot-
Brittannië, Denemarken en Noorwegen) en die overwinteren
langs de oostzijde van de Atlantische Oceaan tot inWest-
Afrika. Daarnaast zijn er verschillen in kleedkenmerken en in
timing van de rui, maar door overlap zijn Baltische Mantelmeeuwen
in het veld niet met zekerheid in ons land te identificeren
(Gibbins 2004, Koskinen & Rauste 2006, Winters
2006). Daardoor is er weinig bekend over het voorkomen in
Nederland. Een analyse door Hoogendoorn & van Scheepen
(1998) van alle ringterugmeldingen in Nederland bracht aan
het licht dat er geen één met zekerheid toegeschreven kon
worden aan Baltische Mantelmeeuw, met name omdat ringers
in het verleden determinatiefouten maakten bij het ringen
van nestjongen in gemengde kolonies met Zilvermeeuwen
Larus argentatus. Tegenwoordig letten ringers beter op
een juiste determinatie. Bovendien worden in Finland sinds
enige tijd flinke aantallen nestjongen van de Baltische
Mantelmeeuw gekleurringd (Juvaste 2005). Een aantal daarvan
zijn ook al in Nederland gezien, maar alle individuen
werden kortstondig waargenomen (Altenburg et al. 2006,
2007). Deze bijdrage documenteert het eerste geval van
overwinteren in Nederland.
Op 8 december 2006 zag Theo Bakker op de bootsteigers
bij Kaap Hoorn (Hoornsemeer, gemeente Haren, Gr.) een gekleurringde
eerste kalenderjaar (kj) Kleine Mantelmeeuw. De
vogel droeg een rode kleurring met een inscriptie van vier
witte letters en/of cijfers. Door de invallende duisternis kon
hij alleen het eerste karakter (een 'C') identificeren, de andere
karakters kon hij gedeeltelijk ontcijferen. Alleen Finse vogels
worden met een dergelijke combinatie gekleurringd
(Raes 2008) en het moest dus een Baltische Mantelmeeuw zijn. Op 18 december zag ik rond 11u30 in het Noorderplantsoen
(stad Groningen, 4.5 km ten noorden van Kaap
Hoorn) een 1e kj Kleine Mantelmeeuw met een rode kleurring.
Hij stond op een afstand van 10-15 m aan de rand van
een parkvijver en de witte inscriptie 'CN95' liet zich goed aflezen.
De vogel werd in de weken erna bijna dagelijks gezien
in de wijk Vinkhuizen (stad Groningen, 5 km NNW van Kaap
Hoorn) en vanaf 4 januari 2007 ook weer op de bootsteigers
bij Kaap Hoorn. Op 7 februari 2007 is de Baltische Mantelmeeuw
voor het laatst gezien (Vinkhuizen, Ellen Sandberg).
De kenmerken van het kleed en van de naakte delen en de
gedeeltelijk afgelezen kleurringcombinatie maken duidelijk
dat de waarneming van 8 december betrekking heeft op
hetzelfde individu. Het formaat, de kleedkenmerken en de
geringe rui van de schouderveren passen bij Baltische
Mantelmeeuw maar sluiten vogels die rond de Noordzee
broeden niet uit (Rudy Offereins,Winters 2008).
In totaal is de vogel waargenomen gedurende een periode
van 62 dagen (8 december 2006 – 7 februari 2007): op 14
dagen in december, 11 dagen in januari en 3 dagen in februari.
Tussen 18 december en 8 januari is de vogel op 20
van de 22 dagen gezien. Daarna werd hij minder vaak gemeld
(7 van de 30 dagen), vermoedelijk door een afnemende
belangstelling bij de waarnemers een Baltische Mantelmeeuw
te zien en te melden. In Vinkhuizen gedroeg de
vogel zich als een echte 'stadsmeeuw'. Hij zat vaak tussen enkele
onvolwassen Zilvermeeuwen en liet zich meestal gemakkelijk
fotograferen en lokkenmet voer. 'sWinters gebruiken
in de tweede helft van de middag honderden meeuwen,
vooral Zilvermeeuwen en Stormmeeuwen Larus canus, de
bootsteigers bij Kaap Hoorn als rust- en poetsplaats.
Ringaflezingen maken duidelijk dat sommige hier jarenlang
met regelmaat terugkeren (o.a. van Dijk & Hiemstra 2004),
maar andere slechts éénmalig. In de wintermaanden foerageren
overdag duizenden meeuwen in en rond de stad
Groningen. Veel hiervan slapen 's nachts op het Paterswoldsemeer,
ten zuidoosten van Kaap Hoorn. Naar alle waarschijnlijkheid
pendelde de gekleurringde Baltische Mantelmeeuw
regelmatig tussen de slaapplaats op het meer en
de stad. Op 12 en 14 januari 2007 is de vogel zowel in
Vinkhuizen als bij Kaap Hoorn gezien.
De Baltische Mantelmeeuw(HELSINKI HT 263.269)was geringd
als nestjong op 6 juli 2006 aan de Botnische Golf in
Finland, westelijk van Jakobstad (Pietarsaari) in de provincie
Vaasa (63°38'N, 22°30'E). Het kuiken had een gewicht van
690 gram en een vleugellengte van 232 mm. De ringplaats
ligt in het kerngebied van de Finse broedpopulatie en de afstand
tot Groningen bedraagt 1480 km. De waarneming is
aanvaard door de CDNA (Ovaa et al. 2008). Zeven andere
waarnemingen van gekleurringde vogels uit Finland kwamen
verspreid uit Nederland (Altenburg et al. 2006, 2007,
Ovaa et al. 2008): Vlieland Fr. (18 december 2001, 7e kj), bij
Beilen Dr. (20 april 2002, 5e kj), IJmuiden N-H. (20 september
2002, 7e kj),Westkapelle Z. (16 oktober 2004, 1e kj en 28 september
2007, 21e kj) en Amsterdam N-H. (25 juni 2005, 2e kj
en 25-27 mei 2006, 2e kj). De meldingen bestrijken acht
maanden: januari, februari, april, mei, juni, september, oktober
en december. Het gaat om vier gevallen van subadulten
en vier gevallen van adulten. Zowel volwassen als onvolwassen
Baltische Mantelmeeuwen kunnen dus gedurende een
groot deel van het jaar in Nederland opduiken.
Verder komt uit recent genetisch onderzoek aan hetmitochondriale
DNA van grotemeeuwen naar voren dat de Finse
broedvogels nauw verwant zijn met de Kleine Mantelmeeuwen
die rond de Noordzee broeden (Liebers & Helbig
2002). Er werd geen exclusief haplotype (een stuk DNA met
een unieke genetische samenstelling) of combinatie van haplotypen
gevonden op grondwaarvan beide populaties diagnostisch
van elkaar konden worden onderscheiden. Het
onderzoek maakte tevens duidelijk dat het proces van
soortsvorming bij de Kleine Mantelmeeuwnog in volle gang
is (zie ook Liebers et al. 2004) en dat momenteel de taxonomische
positie van de Baltische Mantelmeeuw het meest
adequaat wordt omschreven met de status van ondersoort.
De resultaten van het genetisch onderzoek zijn geen ondersteuning
van eerdere conclusies in Sangster et al. (1999) en
Mullarney et al. (2000) om de Baltische Mantelmeeuw te beschouwen
als een aparte soort.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|