Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Schekkerman H., Van Roomen M.W.J. & Underhill L.G. (1998) Growth, behaviour of broods and weather-related variation in breeding productivity of Curlew Sandpipers Calidris ferruginea. ARDEA 86 (2): 153-168
Sommige steltlopersoorten die broeden in arctisch Siberië, vertonen grote jaarlijkse fluctuaties in de aantallenjonge vogels tijdens de herfsttrek in NW-Europa en in de winter in (Zuid-)Afrika. Deze hangen gedeeltelijk samen met een driejaarlijkse cyclus in de aantallen lemmingen in de broedgebieden in Taimyr, die van invloed zijn op aantallen en prooikeuze (eieren of lemmingen) van predatoren. Om na te gaan of ook andere factoren, zoals weersomstandigheden, invloed hebben op het broedsucces, werd in 1991 in Noordoost-Taimyr een studie verricht naar de nog weinig bekende broedbiologie van Krombekstrandlopers Calidris ferruginea, met de nadruk op groei en gedrag in de kuikenperiode. Nesten lagen geconcentreerd in droge bultige delen van de toendra, maar wijfjes leidden hunjongen in de eerste week naar lager gelegen vochtigere plekken tot op ruim 2 km afstand. Hier werden vaak losse groepen gevormd van 2-6 broedsels waarvan de vrouwtjes samenwerkten bij het verjagen van predatoren, maar verder op hun eigen kuikens letten. 1991 was een lemmingpiekjaar en de overleving van zowel nesten als kuikens was hoog; er werden c. 2 jongen per broedend vrouwtje vliegvlug. Het broedseizoen was sterk gesynchroniseerd en driekwart van de kuikens werd geboren tussen 10 en 15 juli. De groei verliep snel in vergelijking met andere steltlopersoorten, maar was wel vertraagd tijdens een koude periode. Hogere energie-uitgaven en een kortere foerageertijd (doordat kuikens meer worden bebroed bij kou) kunnen hieraan hebben bijgedragen, maar ook werd vastgesteld dat de oppervlakteactiviteit van arthropoden, waarop de kuikens foerageren, sterk afnam bij lage temperaturen. Dat weersomstandigheden ook de overleving van de kuikens beïnvloeden, bleek uit een vergelijking van weersgegevens uit Taimyr met het aandeel eerstejaars vogels in ringvangsten in de winter in Zuid-Afrika over 18 jaren. Er werd een positief verband gevonden tussen temperatuur in de periode 11-20 juli, wanneer de meeste kleine jongen in de toendra aanwezig zijn, en de jongenproductie. Alleen in jaren met weinig lemmingen en een vermoedelijk hoge predatiedruk op legsels en kuikens was dit verband niet zichtbaar. Een combinatie van predatie en weersomstandigheden in de kuikenfase bepaalt dus in hoge mate het broedsucces van deze toendrasteltlopers. In tegenstelling tot wat bekend is van arctische ganzensoorten werd geen verband gevonden tussen broedsucces en weersomstandigheden aan het begin van het broedseizoen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]