Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Onrust J. & Piersma T. (2017) The hungry worm feeds the bird. ARDEA 105 (2): 153-161
Voor veel weidevogels zijn regenwormen belangrijke prooien. Op basis van hun voedselecologie kunnen regenwormen in twee ecotypen worden ingedeeld: wormen die van grof organisch materiaal leven (detrivore wormen) en wormen die van bodemdeeltjes en organische stof leven (geofage wormen). Detrivore wormen verzamelen ’s nachts hun voedsel aan het bodemoppervlak en stellen zich daarmee bloot aan nachtelijke predatie. Hongerige dieren zijn geneigd om meer risico’s te nemen en zijn daardoor extra kwetsbaar voor predatie. We verwachten dan ook dat goed doorvoede detrivore wormen zich niet (of minder) aan het bodemoppervlak zullen begeven dan minder goed doorvoede wormen. In dit onderzoek hebben we deze hypothese getoetst op het melkveebedrijf van Murk Nijdam in Fryslân. Twee uniforme graslanden werden beide opgesplitst in een perceel dat op een vroege datum (1 februari 2014) ruige stalmest kreeg toegediend en een perceel waarop dat op een late datum (14 maart 2014) gebeurde. Elke twee weken werden ’s nachts op alle percelen de regenwormen geteld die aan het oppervlak kwamen. Tevens werden er bodemmonsters genomen om de regenwormdichtheid, de diepte waarop de wormen zaten en de lichaamsconditie van de wormen te bepalen. Zoals verwacht, waren de aantallen regenwormen die ’s nachts aan het oppervlak kwamen in de percelen die nog niet waren bemest veel hoger (namelijk 2,5 keer zo hoog) dan in de percelen die wel waren bemest. In de nog niet bemeste percelen waren bovendien onvolwassen detrivore wormen significant lager in lichaamsgewicht dan in bemeste percelen (geen verschillen tussen volwassen detrivore wormen en tussen beide groepen geofage wormen). Op percelen met een late bemesting was de dichtheid aan detrivore wormen hoger en die van geofage wormen lager dan op de percelen met een vroege bemesting. Er werden geen verschillen gevonden in de diepte waarop de wormen verbleven. De verschillen tussen de percelen verdwenen nadat alle percelen waren bemest. We concluderen hieruit dat de oppervlakteactiviteit van detrivore regenwormen vooral bepaald wordt door honger. Na bemesting is er geen noodzaak meer om aan het oppervlak te komen en daarmee voorkomen ze om zelf opgegeten te worden. Dat betekent dat de beschikbaarheid van regenwormen voor weidevogels vergroot kan worden door bemesting in het voorjaar zo lang mogelijk uit te stellen om zo de regenwormen hongerig te houden en op die manier aan het oppervlak te krijgen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]