Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Lindström Å., Green M., Husby M., Kålås J.A. & Lehikoinen A. (2015) Largescale monitoring of waders on their boreal and arctic breeding grounds in northern Europe. ARDEA 103 (1): 3-15
Tot voor kort bestonden er geen grootschalige, populatieomvattende monitoringprogramma’s voor steltlopers in hun boreale en arctische broedgebieden. Dat is te wijten aan de grote logistieke uitdagingen die gepaard gaan met het werken in uitgestrekte en moeilijk toegankelijke gebieden met weinig ornithologen. Sinds enige tijd zijn er niettemin nationale monitoringprogramma’s opgezet in Noorwegen, Zweden en Finland (kortweg Fennoscandinavië) gericht op alle vogelsoorten, waarmee voor het eerst ook broedpopulatietrends voor steltlopers geschat kunnen worden. In dit artikel presenteren we Fennoscandinavische populatietrends voor 24 soorten steltlopers voor de periode 2002–2013 (voor sommige soorten iets korter). Deze trends zijn gebaseerd op gegevens van 1263 routes in Noorwegen, Finland en het noordelijkste tweederde deel van Zweden. Dit gebied ten noorden van 58°N beslaat één miljoen vierkante kilometer en omvat de volledige boreale en arctische klimaatzones. De trendanalyse laat zien dat het aandeel positieve en negatieve trends ongeveer gelijk is. Er werden geen verschillen gevonden tussen de trends van korte en langeafstandstrekkers, noch werd een relatie met de gemiddelde breedtegraad van het broedareaal van soorten vastgesteld. De trends van Bontbekplevier Charadrius hiaticula, Bosruiter Tringa glareola, Witgat T. ochropus en Tureluur T. totanus lieten een significant positief verloop zien, terwijl de trends van Watersnip Gallinago gallinago, Kemphaan Philomachus pugnax en Zwarte Ruiter T. erythropus een significant negatief verloop vertoonden. Zelfs voor zeldzame soorten (Temmincks Strandloper Calidris temminckii, Morinelplevier Charadrius morinellus, Breedbekstrandloper Limicola falcinellus, Bokje Lymnocryptes minimus, Grauwe Franjepoot Phalaropus lobatus) konden trends worden berekend, al is de onzekerheid bij deze soorten vrij groot, omdat de trends bepaald zijn op basis van een klein aantal routes en waarnemingen. De omvang van de monitoringprogramma’s in Noorwegen en Finland zal waarschijnlijk nog toenemen tot een totaal van 1555 routes. Het is dan ook de verwachting dat in de nabije toekomst nog nauwkeuriger trendanalyses van de broedpopulaties van steltlopers in deze gebieden gemaakt kunnen worden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]