Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Dann P. (2014) Prey availability, and not energy content, explains diet and prey choice of Eastern Curlews Numenius madagascariensis in southern Australia. ARDEA 102 (2): 213-224
De Siberische Wulp Numenius madagascariensis broedt in Siberië en brengt de noordelijke winter in Australië door. De vogels hebben een opmerkelijk lange en gebogen snavel. De lengte is bij benadering 25–30% van de totale lichaamslengte en verschilt sterk tussen de geslachten. Vrouwelijke Siberische wulpen hebben de langste snavel van alle steltlopersoorten. Gedurende twee winterseizoenen werd in Western Port in het zuiden van Australië de voedselsamenstelling en prooikeuze van overwinterende Siberische Wulpen bestudeerd in relatie tot de voedselbeschikbaarheid en de profijtelijkheid van de prooisoorten. Uit het onderzoek bleek dat beide geslachten de getijdengebieden verschillend gebruikten. Dit verschil wordt toegeschreven aan het grote verschil in snavellengte tussen mannetjes en vrouwtjes, mogelijk samenhangend met een verschil in voedselkeuze. De voedselsamenstelling werd bepaald via directe waarnemingen, door het ontleden van braakballen die waren verzameld op de hoogwaterrustplaats en door het (achteraf) volgen van sporen van foeragerende wulpen. De krab Pilumnus fissifrons werd het meest gegeten, gevolgd door de garnaal Trypaea australiensis en de krabben Litocheira bispinosa en Tasmanoplax latifrons. De beschikbaarheid van prooien werd onderzocht in aquaria door het ingraafgedrag en algemene activiteitspatronen van de dieren in relatie tot getijde en daglicht te meten. Het gedrag van de prooisoorten verklaarde grotendeels de algemene voorkeur voor mannelijke T. australiensis en de verschillen in voedselsamenstelling tussen overdag en ’s nachts. Overdag aten vogels meer T. australiensis en T. latifrons en minder L. bispinosa dan ‘s nachts. Vergelijking van de calorische waarde van de gegeten prooien met die van de potentiële prooisoorten leerde dat de vogels in het algemeen prooien aten die veel energie bevatten, maar dat prooigedrag en voedselbeschikbaarheid de prooikeuze sterker bepaalden dan de energetische waarde.


[close window] [previous abstract] [next abstract]