Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Piersma T. (2013) Timing, nest site selection and multiple breeding in House Martins: age-related variation and the preference for self-built mud nests. ARDEA 101 (1): 23-32
Huiszwaluwen Delichon urbicum komen in heel Europa vrij algemeen en dicht bij mensen voor. Toch zijn studies aan hun broedbiologie verrassend schaars. In de beschikbare publicaties gaat het vrijwel altijd om Huiszwaluwen die in kunstnesten broeden. Kunstnesten hebben, net als mezen- en uilenkasten, het grote voordeel dat het maken van de nestbodem, het leggen van de eieren en de groei van de kuikens zonder risico van nestbeschadiging (een nest van gedroogde klei is kwetsbaar) door de onderzoeker gevolgd kunnen worden. Echter, ook zonder de inspectie van nestinhoud valt de broedcyclus van Huiszwaluwen goed vast te leggen door geregeld vanuit een tuinstoel visueel te registreren wat zich in en rond het vlieggat afspeelt. Hier rapporteer ik over de broedbiologie van Huiszwaluwen in door de vogels zelf gemaakte nesten van klei in twee subkolonies aan mijn huis in Gaast, een dorpje aan het IJsselmeer in het zuidwesten van Friesland. Van 2004–2011 volgde ik in totaal 225 nesten met één of meer broedpogingen. Bij deze kolonie, en ook elders in het dorp, werden 130 Huiszwaluwen met mistnetten gevangen, geringd en aan het linker of rechter loopbeen voorzien van twee kleurringetjes. Deze individuen konden soms bij hun nesten worden gelokaliseerd. Kleine, bedelende kuikens werden vanaf 30 mei in de nestopening gezien, met een eerste piek in de periode 5–9 juni. Eind juni was er een tweede en hogere piek. Grote kuikens van de eerste legsels werden van half juni tot half augustus in de nestopening waargenomen, de eerste grote kuikens van de tweede legsels vanaf eind juli. De laatste kuikens verlieten eind september het nest. Van de 205 succesvolle nesten werd in 62% gevallen één broedpoging gedaan, in 38% van de gevallen twee of drie (laatste in één geval). De eerste nesten werden half april al door Huiszwaluwen bezet en zonder uitzondering ging het daarbij om oude nesten van klei die de winter min of meer intact hadden overleefd. Toch begonnen deze vroege zwaluwen pas begin mei met broeden. Het bezetten van oude nesten ging dus niet gepaard met extra vroeg broeden. Het bezetten van oude nesten was wel vaker geassocieerd met een tweede broedpoging (72% van de gevallen tegenover slechts 20% voor nieuw gebouwde nesten). Nesten met twee broedpogingen betroffen ook vaker (30,4 %, n = 79) meer dan twee jaar oude gekleurringde vogels dan nesten met slechts één legsel (7,9%, n = 126). Het heeft mij verbaasd (1) dat in vergelijking met de vrijwel complete bezetting van oude nesten van klei die de winter hadden overleefd, de 34–41 ook aan het huis beschikbare kunstnesten van houtbeton zo weinig werden gebruikt (slechts in 23 van 307 mogelijke gevallen), en (2) dat ze pas vrij laat in het seizoen werden bezet. Immers, in de (resten van) oude nesten van klei overwinteren volop bloedzuigende vlooien en luisvliegen, terwijl de kunstnesten bij de terugkeer van de zwaluwen schoon zijn. Toch gaat de voorkeur sterk uit naar een geparasiteerd en fragiel, oud nest van klei of naar het bouwen van een nieuw nest. Dit opmerkelijke keuzegedrag van Huiszwaluwen leent zich prima voor verdere experimentele studies. Zulk onderzoek kan ook belangrijke informatie leveren om de vele pogingen om broedende Huiszwaluwen te helpen met kunstnesten en zwaluwtillen succesvoller te laten zijn.


[close window] [previous abstract] [next abstract]