Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Bijlsma R.G., Vermeulen M., Hemerik L. & Klok C. (2012) Demography of European Honey Buzzards Pernis apivorus. ARDEA 100 (2): 163-177
De Europese populatie van de Wespendief Pernis apivorus staat te boek als stabiel, maar er zijn sterke aanwijzingen dat de soort in verschillende landen, zoals in Finland, Zweden, Duitsland en Nederland, achteruitgaat. In deze studie proberen we te achterhalen of de afname kan worden geassocieerd met veranderingen in overleving, reproductie of beide. Hiertoe maken we gebruik van terugmeldingen van vers dood gevonden geringde Wespendieven uit zeven landen (1957–2005). De jaarlijkse overleving was significant lager voor eerstejaars vogels (62,6%) dan voor oudere vogels. De overleving was het hoogst voor tweede- en derdejaars (83,7–87,0%) en nog oudere (80,8–82,0%) Wespendieven. Voor de reproductiecijfers putten we uit langlopende studies op de Veluwe (vanaf 1974) en Drenthe (vanaf 1985). De Veluwse Wespendieven waren succesvoller (63% van de paren bracht één of meer jongen groot, gemiddeld 0,88 jong/paar) dan die in Drenthe (41%, 0,53 jong/paar). Al deze cijfers ingebracht in een tijdsonafhankelijk matrixmodel maken het mogelijk de jaarlijkse populatiegroei (= lambda) te berekenen voor verschillende scenario’s (lage, hoge en gemiddelde jongenaanwas). De resultaten vormen een sterke aanwijzing voor een populatieafname, al zijn de betrouwbaarheidsintervallen rond lambda ruim. De populatiegroei blijkt vooral gevoelig te zijn voor de overleving van de adulte vogels: het effect van de overleving is bijvoorbeeld zeven keer sterker dan dat van reproductie. Dit betekent dat de populatieafname het snelst kan worden omgebogen door de overleving van volwassen vogels te verbeteren. Deze uitkomst is niet verrassend voor een langlevende vogel als de Wespendief. Het voedselaanbod (in casu: stand van sociale wespen) liet voor Nederland geen duidelijke langetermijnverandering zien, maar toch bleek deze stochastische variabele in combinatie met reproductiecijfers te leiden tot een populatieafname indien doorgerekend voor de lange termijn. Dat komt overeen met de werkelijkheid, zowel in Nederland als daarbuiten. De huidige reproductie van 0,53–0,88 jongen/paar haalt het niet bij de 1,16 jongen/paar die nodig zijn om een stabiele populatie te garanderen. Het lijkt er op dat Wespendieven meerdere problemen hebben: een te lage overleving van adulte vogels en een te geringe jongenaanwas. Helaas zijn er onvoldoende ringgegevens om te berekenen of de overleving is veranderd in de loop van de tijd, dan wel verschilt binnen Europa. Dat bemoeilijkt ook de beantwoording van vragen over het hoe en waarom van deze bottlenecks in het leven van Wespendieven. Daar komt nog bij dat onze kennis beperkt is met betrekking tot wat er in het overwinteringsgebied in subtropisch Afrika plaatsvindt, al kunnen we ons daar wel een voorstelling van maken (in het bijzonder: habitatvernietiging). Kortom, sombere vooruitzichten voor Wespendieven.


[close window] [previous abstract] [next abstract]