Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Nager R.G., Hafner H., Johnson A.R. & Cézilly F. (2010) Environmental impacts on wetland birds: long-term monitoring programmes in the Camargue, France. ARDEA 98 (3): 309-318
Net als elders in Europa zijn natuurlijke wetlands in het Middellandse Zeegebied schaars geworden als gevolg van menselijk handelen. De hydrologie van de resterende stukken wordt sterk bepaald door neerslag (in de winter) en verdamping (in de zomer), maar ook daar heeft de mens een grote invloed op gekregen. De Camargue, gelegen in de delta van de Rhône, is daar een voorbeeld van. In de afgelopen halve eeuw is de omvang van het natuurlijke moeras met 40% afgenomen tot 50.000 ha. Het noordelijke deel van de delta is in cultuur gebracht, vooral ten behoeve van rijstvelden en viskwekerijen. Aan de hand van Kleine Zilverreiger Egretta garzetta en Flamingo Phoenicopterus ( ruber) roseus, beide onderwerp van studie in de Camargue sinds de late jaren zestig, brengen de auteurs de complexiteit van het leven in een moeras tot uitdrukking. Beide soorten vertoonden grote aantalschommelingen. In het geval van de Flamingo’s was daarvoor de omvang van het foerageergebied, in het bijzonder de brakke lagunes en tijdelijk overstroomde zoutvlaktes (sansouire) in het centrale Vaccarès systeem, van doorslaggevende betekenis. Bij de Kleine Zilverreiger speelde dat geen rol. Bij deze soort werd echter een correlatie gevonden met droogte in Zuid-Spanje: in droge Spaanse winters groeide het aantal broedparen in de Camargue. De Flamingo’s kunnen alleen op enkele eilandjes broeden in de industriële zoutpannen gelegen in de zuidelijke lagunes. Overal elders zouden ze het slachtoffer van grondpredatoren worden. En zelfs op de eilandjes hoeft maar weinig te gebeuren of het gaat mis. Een rode ballon en een ontsnapte Zwarte Zwaan Cygnus atratus bijvoorbeeld zorgden voor een aanzienlijke verstoring en broeduitval. Ook Kleine Zilverreigers zijn kwetsbaar gebleken, doordat zij afhankelijk zijn van bomen omringd door water om in te broeden. Dit type habitat vermindert onder invloed van mensen. Beide soorten trokken na de broedtijd altijd naar overwinteringgebieden in Spanje en Noord- en West-Afrika, maar sinds de late jaren tachtig is het aandeel lokale overwinteraars sterk toegenomen. Zodoende is de overleving tegenwoordig minder gekoppeld aan droogte in Spanje of Afrika, maar wel aan streng winterweer op de broedplaats. Forse wintersterfte hoeft overigens niet tot een populatiedaling te leiden, omdat de verliezen worden gecompenseerd door een grote instroom van jonge rekruten (die anders als niet-broeders hadden moeten wachten). Hierdoor verandert de leeftijdssamenstelling van de lokale broedvogelpopulatie voor ten minste drie jaar alvorens de oude situatie is hersteld. Deze studie laat duidelijk zien dat begrip van een lokaal moerassysteem een lange adem vereist, en bovendien een brede geografische blik (in dit geval geheel Zuid-Europa en grote delen van Afrika).


[close window] [previous abstract] [next abstract]