Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Verkuil Y.I., Wijmenga J.J., Hooijmeijer J.C.E.W. & Piersma T. (2010) Spring migration of Ruffs Philomachus pugnax in Fryslân: methodological issues affecting estimates of staging duration using resighting data. ARDEA 98 (1): 21-33
Langeafstandstrekkers onderbreken onderweg vaak de trek om nieuwe lichaamsreserves op te slaan. De tijd die wordt doorgebracht op de rustplaatsen bepaalt in belangrijke mate de snelheid waarmee de hele trekweg wordt afgelegd. Wij hebben in 2004–08 met behulp van de ‘merk–terugvangst’ methode van Schaub et al. (2001) een schatting gemaakt van de tijd die Kemphanen Philomachus pugnax, die in grote aantallen hun voorjaarstrek in Friesland onderbreken, op de Friese pleisterplaatsen verbleven. Met de Schaub-methode wordt de totale verblijfsduur geschat door twee kansen te berekenen: (1) de zogenaamde senioriteit, de kans dat de vogel al aanwezig was voor de vangst of waarneming (gelijk aan 1–immigratiekans) en (2) de blijfkans, de kans dat een vogel na de vangst of waarneming blijft (1–emigratiekans). In totaal werden 4363 manlijke Kemphanen van kleurringen voorzien (voor de schaarse vrouwtjes en faren werden onvoldoende waarnemingen verzameld: deze zijn hier verder buiten beschouwing gelaten). In 2005 en 2007 werden bovendien 95 mannetjes van een zendertje voorzien. We vergelijken in ons artikel drie sets met gegevens: (1) waarnemingen aan Kemphanen die in het betreffende voorjaar van kleurringen waren voorzien (de nieuw-gekleurringde groep), (2) waarnemingen aan Kemphanen die in voorafgaande jaren waren gemerkt en opnieuw Friesland aandeden (de reeds-gekleurringde groep) en (3) de geautomatiseerde registraties (van negen vangstations) van Kemphanen met zenders (de gezenderde groep). Voor de gezenderde vogels werd de minimale verblijfsduur berekend (de tijdsperiode tussen het aanbrengen van de zender en het laatste vastgelegde signaal). Deze minimale verblijfsduur werd gebruikt om de verblijfsduurschattingen van de vogels met kleurringen te evalueren. Voor nieuw-gekleurringde vogels kon de totale verblijfsduur niet worden bepaald omdat de senioriteit niet kan worden geschat. De blijfkans na vangst of waarneming kan wel voor beide groepen worden bepaald. De blijfkansmodellen detecteerden een vangeffect: nieuw-gekleurringde vogels hadden een grotere blijfkans dan de reeds-gekleurringde vogels. Het verschil, omgerekend naar de duur van het verblijf na vangst of waarneming, was echter slechts 0,4–0,5 dagen. Het vangeffect was dus heel klein. In 2007 was de minimale verblijfsduur van de gezenderde vogels (19,1 ± 9,7 dagen) iets lager dan de totale verblijfsduur van de reeds-gekleurringde vogels (21,1 ± 3,0 dagen). In 2005 was de minimale verblijfsduur van de gezenderde vogels echter veel hoger (21,1 ± 11,3 dagen tegen 14,0 ± 6,3 dagen). In 2005 was de waarnemingskans van vogels met kleurringen echter laag en de steekproef klein. Dit leidde tot lage waarden voor de aanwezigheidsduur. De totale verblijfsduur van 2005 is daarom hoogstwaarschijnlijk een onderschatting. We concluderen dat voor het beschrijven van de totale verblijfsduur van Kemphanen in Friesland alleen de reeds-gekleurringde vogels van 2006–08 betrouwbare schattingen van de verblijfsduur (19–23 dagen) hebben opgeleverd.


[close window] [previous abstract] [next abstract]