Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Prop J. (1991) Food exploitation patterns by Brent Geese Branta bernicla during spring staging. ARDEA 79 (2): 331-341
Dit artikel geeft een analyse van de wijze waarop kweldervegetaties geëxploiteerd worden door Rotganzen in het voorjaar. De twee belangrijkste vegetatietypen, waarvan de ene gedomineerd wordt door Puccinellia maritima (kweldergras), en de andere gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van Plantago maritima (zeeweegbree) en Triglochin maritima (strandzoutgras), worden zeer intensief benut door de ganzen. Tijdens hun herhaalde bezoeken wordt telkens vers aangegroeid plantenmateriaal geoogst. Het foerageerpatroon op beide vegetatietypen wordt beschouwd vanuit de theorie over 'optimaal foerageren' (optimal foraging). De opnamesnelheid van de ganzen is een functie van het interval tussen bezoeken en de intensiteit van het foerageren. Een maximale opnamesnelheid wordt alleen bereikt wanneer interval en intensiteit op de juiste wijze op elkaar zijn afgestemd (Fig. 1). De bezoekfrequentie aan de beide vegetatietypen verschilt (Fig. 2). De kweldergrasgebieden worden eens per 1-2 dagen bezocht, terwijl de zeeweegbreegebieden slechts eens per 4-8 dagen worden bezocht. De tijd tussen opeen volgende bezoeken aan de kweldergrasgebieden (1-2 dagen) is veel geringer dan de tijd die een stengel nodig heeft voor het produceren van een hoeveelheid materiaal die overeenkomt met een gemiddelde hap van bijna 2 bladen (ongeveer 20 dagen). Hierdoor kunnen de ganzen tijdens elk bezoek van slechts een klein deel van de aanwezige sprieten eten. Daarbij wordt een duidelijke voorkeur getoond voor de grootste sprieten (Fig. 3). De relatie tussen bezoekinterval en foerageerintensiteit op de kweldergrasgebieden suggereren sterk dat de Rotganzen hun opnamesnelheid daar maximaliseren (Fig. 4). Tijdens ieder bezoek aan de zeeweegbree gebieden worden alle planten afgegraasd tot er ongeveer 1,5 mg per rozet over is (Fig. 5). Boven deze grens is de opnamesnelheid hoger dan op kweldergras (Fig. 6). Echter, bij een toenemende grootte van rozetten stabiliseert de opnamesnelheid, omdat de ganzen relatief veel tijd nodig hebben voor het verwerken van de grote bladeren. Wanneer rekening wordt gehouden met groeisnelheid, blijkt dat de maximale opnamesnelheid inderdaad bereikt kan worden na de waargenomen bezoekintervallen van 4-8 dagen (Fig. 7).


[close window] [previous abstract] [next abstract]