Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Hegyi Z. & Sasvari L. (1998) Components of fitness in Lapwings Vanellus vanellus and Black-tailed Godwits Limosa limosa during the breeding season: Do female body mass and egg size matter? ARDEA 86 (1): 43-50
In een gebied met verlaten visvijvers in Hongarije (het Kiskunság nationale park, 50 km ten zuiden van Boedapest), werd tussen 1988 en 1995 het broedsucces gevolgd van individueel gekleurmerkte Kieviten en Grutto's die op weegschalen broedden. Hierbij werd gezocht naar de relaties tussen het gewicht en de grootte van de vrouwtjes en van de gelegde eieren en van de pas uitgekomen kuikens aan de ene kant, het broedsucces en de kans op een tweede legsel (indien het eerste verloren was gegaan) aan de andere kant. Wat het meest in het oog springt bij deze studie van 67 Kieviten en 65 Grutto vrouwtjes, is dat de conclusies voor beide soorten helemaal gelijk zijn. Zo is er bij geen van beide soorten een verband te vinden tussen de gemiddelde eigrootte van een legsel en het lichaamsgewicht van het vrouwtje dat deze eieren gelegd heeft. Niettemin bestonden er positieve relaties tussen lichaamsgewicht van het vrouwtje en het uitkomstsucces. Uitkomstsucces was niet afhankelijk van legdatum. Alleen als vrouwtjes hun eieren in de eerste helft van de broedtijd door predatie verloren, produceerden ze in een deel van de gevallen een tweede legsel. De vrouwtjes die een tweede legsel produceerden, waren kort na de leg van het eerste zwaarder dan zij die daarvan af zagen. Na het produceren van het tweede legsel waren de vrouwtjes lichter dan na de eerste eileg, ondanks dat de eieren die tweede keer kleiner waren dan die van het eerste legsel. Het tweede legsel werd nooit later dan 17 dagen (Kievit) of 20 dagen (Grutto) na het eerste geproduceerd, en het nest met het tweede legsel lag nooit meer dan 94 m (Kievit) of 120 m (Grutto) van het eerste. Bij beide soorten leverden grotere eieren grotere eendagskuikens op. Hoe groter het kuiken bij uitkomst was hoe groter ook de kans op overleving. In de loop van het broedseizoen nam de overleving van kuikens af. Hoewel Kieviten en Grutto's hun jongen niet actief voeren, bleek ook de mate van ouderzorg belangrijk voor de overleving van de kuikens. Jongen die door beide ouders werden begeleid hadden een grotere kans om vliegvlug te worden dan kuikens die alleen door hun moeder werden verzorgd.


[close window] [previous abstract] [next abstract]