Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Swennen C. (1989) Gull predation upon Eider Somateria mollissima ducklings destruction or elimination of the unfit? ARDEA 77 (1): 21-46
De broedplaatsen van de Eidereend liggen in Nederland in of bij meeuwenkolonies, vooral bij die van de Zilvermeeuw. Het broedsucces van de Eidereend is er relatief groot en vertoont weinig verschillen tussen de jaren. Het opgroeisucces van de kuikens is daarentegen erg variabel. In sommige jaren kan in de eerste 10 dagen na het uitkomen wel 99% van de jongen verdwijnen. Uit waarnemingen bleek dat de meeste kuikens dan door Zilvermeeuwen werden opgegeten, maar er werden ook wel wat dode kuikens op de rustplaatsen gevonden. Het bleek dat de meeuwen vrij uitsluitend kuikens pakten, die niet of niet snel genoeg op de alarmsignalen van de wijfjes reageerden. Kuikens, die goed reageerden, kwamen bij alarm onmiddellijk op een kluitje tussen de wijfjes en werden niet of zelden gepakt, daar de wijfjes de meeuwen op een afstand hielden. Het aantal meeuwen en het gedrag dat de Eider wijfjes vertoonden om hun jongen te beschermen, bleek tussen jaren met een hoge en met een relatief lage kuikensterfte weinig te verschillen. Daarom werd verondersteld dat het verschil in sterfte toegeschreven zou kunnen worden aan een verschil in gedrag van de kuikens. Waarom de kuikens in sommige jaren niet goed reageerden, werd via experimenten onderzocht. Hiertoe werden in enkele jaren waarin veel kuikens werden opgegeten, kuikens opgekweekt onder verschillende omstandigheden van voedsel, water en beschutting. De eigenschappen van deze kuikens werden vergeleken met die van kuikens in het wild. Het bleek dat kuikens met een relatief lage sterfte konden worden opgekweekt als ze voldoende kunstmatig of natuurlijk voedsel aangeboden kregen. Ze moesten dan wel in de eerste dagen na het uitkomen zoet of zwak brak water kunnen drinken. Oudere kuikens konden volstaan met uitsluitend zeewater, al prefereerden ze water met een lager zoutgehalte. Kuikens, die vanaf het uitkomen in gevangenschap werden opgekweekt, begonnen op de 2e of 3e dag in gewicht toe te nemen. Iets oudere kuikens, die op het wad waren gevangen en in gevangenschap werden gehouden, waren de volgende ochtend al zwaarder dan tijdens de vangst. Het gemiddelde gewicht van de kuikens in de groepen waarin veel meeuwenvraat voorkwam, was lager dan het gemiddelde gewicht bij het uitkomen. Bij analyse bleek dat deze kuikens vrijwel geen vet bezaten en dat het watergehalte van hun lichaam hoger was dan van de in gevangenschap opgekweekte kuikens. In de opgroeigebieden bij Vlieland bleken in de jaren met grote sterfte kleine prooidieren veel minder talrijk dan in andere jaren. Daarom werd verondersteld dat de voedseldichtheid misschien te gering was voor de opgroei van de kuikens. Hierdoor zouden de kuikens dan al hun reserves die ze vanuit het ei hadden meegekregen verbruiken, waardoor ze zo zouden verzwakken dat ze zich abnormaal zouden gaan gedragen en zodoende een gemakkelijke prooi werden voor de meeuwen. Deze hypothese werd een aantal malen getoetst met behulp van groepen kuikens die in een broedmachine waren uitgekomen. Deze dieren werden geconditioneerd om een verwarmingskistje dat op een karretje voortgetrokken kon worden als moeder te beschouwen. Met deze kuikens werden de foerageergronden bezocht die door de wilde kuikens werden gebruikt, waarbij ook het tijdschema van de wilde groepen werd aangehouden. Iedere groep werd verdeeld in twee subgroepjes waarvan de dieren individueel werden gemerkt met een genummerde kleurring. Tijdens de hoogwaterrustperiode werd aan de eenden van een van beide subgroepen steeds wat extra voedsel aangeboden. Gedurende de rest van de tijd werden ze verenigd in één crèche. De kuikens die extra voedsel kregen, reageerden altijd snel op onze alarmroep. Zij bleven op het wad dichter bij andere kuikens, volgden de kunstmoeder goed, groeiden normaal en vertoonden geen sterfte. Van de kuikens die geen bijvoer kregen, nam het gewicht iedere dag iets af. Tijdens de foerageertochten dwaalden ze geleidelijk aan verder van elkaar en van de kunstmoeder af, terwijl ze ook vertraagd gingen reageren op onze alarmroep. Binnen acht dagen na het uitkomen was de helft van deze kuikens gestorven op de rustplaats tijdens hoogwater of gedurende de nacht. De andere helft werd door meeuwen weggepakt terwijl we met de groep op de foerageergronden waren. Eiders lijken net als andere eenden een voorkeur te hebben om in of bij een meeuwenkolonie te broeden. Onderzoek heeft aangetoond dat ze op deze plaatsen veelal een groter uitkomst succes hebben dan op andere plaatsen. Meeuwen zijn echter grote kuikenrovers, zodat het er vaak op lijkt dat het voordeel van de nestplaatskeuze achteraf teniet wordt gedaan door een buitengewoon grote predatie van de meeuwen op de kuikens. Daarom wordt de attractie van meeuwenkolonies op eenden wel eens een ecologische val genoemd. Vit mijn onderzoek blijkt echter, dat in jaren dat de meeuwen bijna 100% van de kleine kuikens opaten, de kuikens door voedselgebrek waren verzwakt en in feite al stervend waren. Veel van de kuikens die vanaf kort na het uitkomen op plekken bleven waar regelmatig voedsel te vinden was, werden niet opgegeten door de meeuwen en groeiden tot vliegvlugge eenden op, ondanks dat de meeuwen veel talrijker waren dan de Eider kuikens.


[close window] [previous abstract] [next abstract]