Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Zwarts L. (1988) Numbers and distribution of coastal waders in Guinea-Bissau. ARDEA 76 (1): 42-55
Er overwinteren een miljoen steltlopers op het wad langs de kust van Guinee-Bissau (oppervlakte 1570 km2; Fig. 1). De vier talrijkste soorten zijn Krombekstrandloper (250.000), Rosse Grutto (156.000), Kanoetstrandloper (144.000) en Kleine Strandloper (123.000) (Tabel 1). De geschatte totalen - gebaseerd op tellingen die in de winter van 1982/1983 (81 km2 wad geteld) en van 1986/1987 (278 km2 geteld) zijn verricht - vormen een verbetering t.o. v. de extrapolaties die gebaseerd zijn op de tellingen uit de eerste winter (Poorter & Zwarts 1984). De tellingen werden op de laagwatervoedselgebieden uitgevoerd, aangezien hoogwatertellingen vrijwel onmogelijk waren. De meeste steltlopers overtijen in de mangroven waar ze gemakkelijk over het hoofd worden gezien. De voorkeur om in de mangroven te overtijen of op de begane grond verschilt per soort (Fig. 3). De laagwaterverspreiding werd in verband gebracht met de grondsoort (Fig. 2, 6 & 7) en de aanwezigheid van de wenkkrab Uca tangeri (Fig. 5). De soortsamenstelling binnen en buiten de Uca zone verschilde volledig (Fig. 4). Regenwulp en Oeverloper blijken typisch Uca specialisten te zijn, terwijl de strandlopersoorten en de Rosse Grutto zelden wenkkrabben aten. Vrouwtjes Wulpen foerageerden relatief meer binnen de Uca zone dan de mannetjes (fig. 8). Wulpen die Uca's aten, halen ze uit hun holen: hoe langer de snavel hoe meer er binnen hun bereik waren. Er waren voor de (kortsnavelige) mannetjes zo weinig grote krabben bereikbaar (Fig. 9) dat de meeste overschakelden naar een andere prooi. Vrouwtjes Rosse Grutto's liepen meestal in de waterlijn, terwijl de mannetjes op het wad werden gezien (Fig. 8). De zeldzame Uca specialisten onder de Rosse Grutto's waren vrouwtjes; ook hier is waarschijnlijk de prooibeschikbaarheid de verklaring. Sekseratio tellingen lieten zien dat de helft van de Wulpen en Rosse Grutto's mannetjes waren. Steltloperdichtheid en predatiedruk op het wad van Guinee-Bissau (Fig. 10) en elders worden vergeleken (Tabel 2, Fig. 11). Het belang van de kustgebieden van Guinee-Bissau, de geografische herkomst van de steltlopers en de trekroutes die ze gebruiken (Fig. 12) worden kort besproken.


[close window] [previous abstract] [next abstract]