Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Walters J. (1978) The primary moult in four gull species near Amsterdam. ARDEA 66 (1-2): 32-47
In de zone Amsterdam-Zandvoort werd in 1976 en 1977 de rui der grote slagpennen bij Kokmeeuw, Stormmeeuw, Zilvermeeuw en Grote Mantelmeeuw bestudeerd. Twee methoden werden toegepast: registratie van ruiscores aan versdode vogels en inzameling van vers geworpen grote slagpennen. Speciale aandacht wordt geschonken aan de determinatie van de gevonden grote slagpennen. Een gedetailleerde beschrijving van de ruiperioden bij adulte en sub-adulte meeuwen wordt gegeven. De gemiddelde duur van de rui der grote slagpennen was 3 maanden bij adulte Kokmeeuwen, 4+ maand bij adulte Stormmeeuwen en 6 maanden bij adulte Zilvermeeuwen. Subadulte meeuwen waren vroeger dan de adulte en hadden een kortere ruiperiode: Kokmeeuwen 2+ maand en Zilvermeeuwen 4+ maand. Het begin van de rui der grote slagpennen kon bij de Grote Mantelmeeuw, die hier niet broedt, niet worden vastgesteld; van de overige drie soorten begon deze rui het eerst bij adulte Zilvermeeuwen, iets later bij Stormmeeuw en nog iets later bij Kokmeeuwen. Praktisch alle adulte Zilvermeeuwen begonnen met de rui tijdens het bebroeden der eieren, veel minder adulte Stormmeeuw en praktisch geen enkele adulte Kokmeeuw. De rui werd het eerst afgemaakt bij adulte Kokmeeuwen, iets later bij adulte Stormmeeuwen, nog later bij adulte Zilvermeeuw en het laatst bij adulte Grote Mantelmeeuwen (tot uiterlijk begin januari). Recente literatuur over de rui der grote slagpennen bij meeuwensoorten in N.W. Europa, gecombineerd met de resultaten van het hier beschreven onderzoek, blijkt onvoldoende materiaal te bieden, waaruit definitieve conclusies over mogelijke ecologische en geografische verschillen getrokken kunnen worden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]