Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Visser J. (1976) An evaluation of factors affecting wing length and its variability in the Coot Fulica atra. ARDEA 64 (1-2): 1-21
Dit artikel geeft de resultaten weer van een onderzoek naar de vleugellengte van de Meerkoet. Vanaf 1967 werden hiervoor 4.797 vleugelmetingen verzameld in verschillende Nederlandse terreinen. De meeste gegevens (4.005 metingen) zijn afkomstig van de Westeinderplassen (NH). Het merendeel van deze vogels werd levend gemeten (Tabel I). In Hoofdstuk 1 en 2 worden verschillende factoren genoemd, die de vleugellengte bennvloeden en die het vergelijken met andere auteurs bemoeilijken en vaak zelfs onmogelijk maken. In het algemeen wordt in de literatuur te weinig rekening gehouden met deze factoren. De gemiddelde vleugellengte van ? Meerkoeten is significant groter dan van ?? Meerkoeten. Overjarige vogels hebben een significant grotere vleugel dan eerstejaars vogels (Tabel 3). Bij toenemende leeftijd treden er binnen de groep van overjarigen geen duidelijke verschillen meer op. De vleugelmetingen van vogels van bekend geslacht en leeftijd kunnen gebruikt worden voor de geslachtsbepaling (zie 4.2). De resultaten luiden als volgt: A. Vogels afkomstig van de Westeinderplassen (nestjongen en broedvogels) eerstejaars: vleugel kleiner dan 200 mm = ? eerstejaars: vleugel groter dan 214 mm = ? overjarig: vleugel kleiner dan 212 mm = ? overjarig: vleugel groter dan 217 mm = ? B. Vogels van onbekende herkomst, gevangen in Nederlandse terreinen eerstejaars: vleugel kleiner dan 200 mm = ? eerstejaars: vleugel groter dan 212 mm = ? overjarig: vleugel kleiner dan 204 mm = ? overjarig: vleugel groter dan 215 mm = ? Deze gegevens gelden uiteraard voor een bepaalde meettechniek, die in 2.1. beschreven wordt. De gegevens in A zijn afkomstig van autochtone vogels van de Westeinderplassen; het is mogelijk dat zij niet gebruikt kunnen worden voor andere terreinen in Nederland. Het zelfde geldt voor de gegevens in B, die afkomstig zijn van vogels uit allerlei terreinen in binnen en buitenland. Deze groep vertoont dus een bijzonder grote geografische spreiding. De gemiddelde vleugellengte kan van jaar tot jaar aanzienlijk varidren. Zo bleek b.v. in het seizoen 1969/1970 de vleugellengte in vele gevallen significant kleiner dan in de andere seizoenen (Fig. 2, Tabel 6 en 7). Over de oorzaken van deze jaarlijkse veranderingen in vleugellengte is weinig bekend. Vergelijken we de ontwikkeling van de vleugel tijdens de groeiperiode met de gemiddelde vleugellengte in het daarop volgende seizoen (september t/m juni), dan blijkt dat in jaren met een relatief langzame vleugelgroei bij de jonge Meerkoeten, toch een relatief grote vleugellengte bereikt wordt. Voor deze negatieve correlatie is geen verklaring aanwezig. Binnen een seizoen (van ruiperiode tot ruiperiode) treedt er een gemiddelde afname op in vleugellengte. Deze afname wordt veroorzaakt door slijtage van de grote slagpennen. Zij is afhankelijk van de leeftijd van de vogels en is het grootst bij de overjarige Meerkoeten (0,84 mm per maand). Aangezien van de eerstejaars vogels een gedeelte nog niet aan de broedcyclus deelneemt, is het aannemelijk dat deze groep door een lager activiteitenniveau in voorjaar (territoriumstrijd) en broedseizoen minder last heeft van slijtage van de grote slagpennen. Hoewel de gemiddelde dagelijkse afname van seizoen tot seizoen kan verschillen, bleken deze verschillen niet significant te zijn. De gemiddelde vleugellengte van niet-autochtone Meerkoeten wijkt af van die van autochtone Meerkoeten. Voor zowel eerstejaars als overjarig (??en ??) geldt, dat de gemiddelde vleugellengte van autochtone Meerkoeten groter is. Deze verschillen zijn overal significant (Tabel 3). Een verklaring voor de afwijkende vleugellengte van de niet-autochtone groep kan gezocht worden in de herkomst van deze vogels. Uit het ringonderzoek blijkt dat een gedeelte van deze vogels afkomstig is uit Midden-Europese, Oost-Europese en Scandinavische populaties (Tabel 10).


[close window] [previous abstract] [next abstract]