Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

van der Weyden W.J. (1975) Scops and screech owls: vocal evidence for a basic subdivision in the genus Otus (Strigidae). ARDEA 63 (1-2): 65-77
Otus is, met ca. 40 van de ongeveer 130 soorten, het meest soortenrijke genus onder de uilen. De groep bestaat hoofdzakelijk uit kleine insectivore uilen, gekenmerkt door het bezit van 'oor'-pluimpjes, terwijl zij in hun verspreiding afhankelijk zijn van de aanwezigheid van bomen. De meeste soorten komen voor in de (sub)tropen. In Europa is het genus vertegenwoordigd door slechts een soort: de Dwergooruil Otus scops. Recent werd een taxonomische revisie van dit zeer gecompliceerde uilengenus ondernomen (Hekstra in voorb.). In aansluiting op deze revisie wordt een overzicht gegeven van de territoriumzang bij ca. 30 verschillende Otus-soorten, gebaseerd op bandopnamen en op beschrijvingen in de literatuur. Het blijkt dat de zang bij vrijwel alle onderzochte soorten bestaat uit een monotone herhaling van meestal korte, en dikwijls zuivere noten. Met tempo, toonhoogte en aantal noten per motief als voornaamste criteria wordt een eenvoudige classificatie van de zang gegeven. Op grond van vocale kenmerken blijkt het genus dan te kunnen worden onderverdeeld in een Oude Wereld en een Nieuwe Wereld, groep van soorten. De Noord-Amerikaanse Otus flammeolus blijkt echter dicht bij de Oude Wereldsoorten te staan, terwijl de Afrikaanse O. leucotis dichter aansluit bij de Nieuwe Wereld groep. De classificatie die zo wordt verkregen is congruent met de onderverdeling van het genus (door Hekstra) in de groepen 'Scops Owls' en 'Screech Owls'. Hoewel enkele soorten een min of meer intermediaire zang vertonen is van geen van die soorten aannemelijk dat zij een verbindingsschakel vormen tussen de twee groepen. Er wordt betoogd dat een onderverdeling in een Oude en een Nieuwe Wereld groep geen verbazing hoeft te wekken waar het een hoofdzakelijk (sub)tropisch genus betreft. Het blijkt dat O. leucotis, O. albogularis, O. nudipes en O. podarginus, die door enkele auteurs niet bij Otus worden ingedeeld, qua zang goed in het genus passen. De territoriumzang lijkt aldus een waardevol systematisch kenmerk, niet alleen op het niveau van de (super)species, maar ook op dat van het subgenus en het genus. Bij alle soorten met uitgebreid areaal, waarvan voldoende materiaal voorhanden was, kon geografische variatie in zang worden aangetoond.


[close window] [previous abstract] [next abstract]