Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

van Balen J.H. (1984) The relationship between nest-box size, occupation and breeding parameters of the Great Tit Parus major and some other hole- nesting species. ARDEA 72 (2): 163-175
In 1971-1974 werd in het Liesbos bij Breda onderzoek gedaan naar het verband tussen de grootte van de nestkast. de bezettingsgraad door Koolmezen en andere soorten holenbroeders en enkele broedbiologische parameters. Hiertoe werden in verschillende delen van het proefterrein normale en verkleinde nestkasten aangeboden (zie Tabel 1 en Fig. 1). Koolmezen hadden een duidelijke voorkeur voor de normale nestkasten (Tabel 2); in de verkleinde kasten waren de legdata later (Tabel 3) en was het aantal eieren kleiner (Fig. 3). Uit een statistische analyse bleek dat het kleine aantal eieren in de experimentele kasten te maken had met het kasttype, en niet met de late legdatum. Pimpelmezen en Bonte Vliegenvangers broedden vooral in de verkleinde kasten, waarschijnlijk als gevolg van concurrentie met de Koolmees. De legsels van de Pimpelmees in de verkleinde kasten waren later (Tabel 4) en telden minder eieren (Tabel 6) dan die in de normale kasten. Bij deze 500rt bleek de reductie van de legselgrootte samen te hangen met de late legdatum. De legsels van de Bonte Vliegenvanger verschilden in beide kasttypen niet in grootte. De verliezen aan eieren en+ jongen waren bij Kool- en Pimpelmees zeer gering. zowel in de normale als in de verkleinde kasten (Tabel 9). In 1974 werd een aantal koolmeesbroedsels in de verkleinde kasten experimenteel vergroot. De overleving van de jongen tot aan het uitvliegen vertoonde toen een negatief, maar niet-significant. verband met de broedselgrootte (Tabel 10). Het gewicht van de jongen op de 7e, l0e en 14e dag vertoonde een significant verband met de broedselgrootte en de datum van uitkomen (Tabel II), in die zin dat de vroegste en grootste broedsels het laagste gewicht hadden. Uit een proef met koolmeesbroedsels van verschillende grootte bij hoge temperaturen in het laboratorium bleek dat grote broedsels (9 jongen) in verkleinde kasten bij een temperatuur van 20ŚC of hoger in een hyperthermische toestand kunnen raken, wat een groot gewichtsverlies en sterfte tot gevolg heeft. Het produceren van kleine legsels in verkleinde nestkasten wordt vooral gezien als een aanpassing om hyperthermie te voorkomen. Vergelijking van de resultaten bij verschillende soorten laat zien dat het verband tussen de grootte van de holte en de legselgrootte duidelijker is naarmate de betreffende soort een groter aantel eieren per bodemoppervlakte heeft (Tabel 13).


[close window] [previous abstract] [next abstract]