Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Siegfried W.R. & Frost P.G.H. (1973) Systematic notes on the small African buteos. ARDEA 61 (1-2): 123-127
De kleine, in Oostelijk Afrika als standvogel levende Bergbuizerd Buteo oreophilus met zijn Oost-Afrikaanse vorm oreophilus en zijn Zuid-Afrikaanse vorm trizonatus wordt door vele auteurs als conspecifiek beschouwd met de palearctische Buizerd Buteo buteo van wie de kleine vorm vulpinus (zgn. 'Steppebuizerd') regelmatig in grote aantallen in Zuidelijk Afrika overwintert. De auteurs wijzen er op dat ook in het volwassen verenkleed de Bergbuizerds altijd een donker gestreepte borst behouden, in tegenstelling tot B. buteo die in dat kleed donkere dwarsbanden heeft. Om dit met zekerheid te kunnen vaststellen hebben de auteurs eerst de leeftijdskenmerken van al deze buizerdvormen beschreven: donkere eindband van de staart even breed (small) als de voorgaande donkere banden in het jeugdkleed, c.q. het eerste winterkleed, tegenover een donkere eindband die twee of drie maal zo breed is als de voorafgaande bij adulte, meerjarige vogels. Jonge vogels hebben een licht bruine, adulte een donker bruine iris. Deze kenmerken zijn aan gevangen levende vogels goed vast te stellen. Zij zijn ook goed bruikbaar voor de palearctische B. buteo vulpinus en B. b. buteo. Op grond van het verschil in het adulte verenkleed beschouwen de auteurs de Afrikaanse Bergbuizerd als een afzonderlijke 800rt, met de ondersoorten B. oreophilus oreophilus en B. oreophilus trizonatus. De gegeven kleedbeschrijving is belangrijk om met zekerheid overwinterende steppebuizerds van de standvog61s te onderscheiden. Tussen de palearctische en de Afrikaanse vormen bestaat in ieder geval een historisch geografisch verband, waarop onder meer door Voous (1960) wordt gewezen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]