Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Kersten M. & Piersma T. (1987) High levels energy expenditure in shorebirds: metabolic adaptations to an energetically expensive way of life. ARDEA 75 (2): 175-187
Om het energetische uitgavenniveau van steltlopers te bepalen, hebben wij metingen verricht aan het basaalmetabolisme (basal metabolic rate BMR), de energetische opname van vogels onder beperkte bewegingsvrijheid in kooien (existence metabolism EM), en de kosten van thermoregulatie van drie steltlopersoorten: Scholekster, Zilverplevier en Steenloper. Bij alle drie was het BMR hoger dan verwacht op grond van hun lichaamsgewicht volgens de formule van Aschoff & Pohl 1970. Ais we de resultaten van andere studies aan energetische uitgaven van steltlopers met onze gegevens vergelijken, dan blijkt dat het basaalmetabolisme van steltlopers met lichaamsgewichten tussen 36 g en 543 g, gemiddeld 42% boven het gemiddelde BMR-niveau van niet-zangvogels ligt! Echter, EM en de dagelijkse energie-uitgaven in het vrije veld (daily energy expenditure DEE, geschat uit voedselopname- metingen uit de literatuur) blijken ook relatief hoog te zijn. Als we nu de ratio's tussen enerzijds BMR en anderzijds EM en DEE uitrekenen, dan zijn deze gelijk aan die van andere vogelsoorten, namelijk respectievelijk twee en drie keer BMR. We veronderstellen dat een hoge DEE, die voornamelijk veroorzaakt wordt door de activiteit van de spieren van romp en ledematen, een grote mate van ondersteuning (toevoer brandstof, afvoer afvalstoffen, reparaties) door de organen in de buikholte (lever, nieren) vereist. Aangezien BMR juist in deze organen wordt gegenereerd, zal een verhoogde dagelijkse energie-uitgave zonder meer leiden tot een verhoogd basaalmetabolisme. Deze interpretatie geeft een functionele verklaring voor de constante verhouding tussen BMR en DEE bij een groot aantal vogelsoorten. Tevens verklaart deze interpretatie het bestaan van een langdurig- volgehouden maximaal werkniveau (maximum sustained working level) op een energetisch maximum van ongeveer vier keer BMR (Drent & Daan 1980) bij oudervogels die hun jongen verzorgen. We veronderstellen dat de hoge dagelijkse energie-uitgaven van steltlopers die in gematigde streken overwinteren, moet worden gezien in relatie tot de piekwaarden in energie- uitgaven gedurende hun jaarcyclus. Vooral de perioden van aanleg van vetreserves om lange afstanden vliegend te overbruggen en koudeperioden in de winter, zouden tijden zijn dat de energetische kosten van steltlopers piekwaarden vertonen. De steltlopers die wij in gevangenschap hielden, vertoonden jaarlijkse fluctuaties in lichaamsgewicht die erg leken op die van hun vrijlevende soortgenoten. Aan de hand van metingen van de dagelijkse voedselopname, schatten we dat de hoeveelheid extra energie die nodig is om 1 g in gewicht toe te nemen 45,66 kJ bedraagt. Uitgaande van deze waarde, berekenden we dat de efficidntie van de aanleg van energiereserves 88% bedraagt. De gemiddelde voedselopname van in kooien gehuisveste vogels nam toe met het gemiddelde lichaamsgewicht. Het basaalmetabolisme nam echter niet toe met het lichaamsgewicht, hetgeen suggereert dat vet (dat het grootste deel van de gewichtsverschillen uitmaakt) een erg lage metabolische activiteit heeft. Dit betekent dat de extra energetische kosten van een verhoogd lichaamsgewicht bij beperkte bewegingsvrijheid in kooien (het meesjouwen van meer vet) veroorzaakt worden door de toenemende kosten van lichamelijke activiteit.


[close window] [previous abstract] [next abstract]