Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Eygenraam J.A. (1957) The sex-ratio and the production of the Mallard, Anas plathyrhynchos L. ARDEA 45 (3-4): 117-143
Het broedsucces van de Wilde Eend is bestudeerd door het enige jaren volgehouden tellen van eendentomen. Van een groot aantal waarnemers werd hierin medewerking ondervonden. Bij iedere waarneming, werden behalve de plaats, de datum, de leeftijd en het aantal kuikens vastgelegd. Uit deze gegevens kon de spreiding van de geboortedata, de gemiddelde toomgrootte en in combinatie met de geslachtsverhouding het broedsucces worden berekend. Ieder jaar werd minstens 94% van de eendenkuikens geboren tussen 1 april en 30 juni, met een min of meer duidelijke climax in de eerste 10 dagen van mei (Tabel 6). Bij de geboorte tellen april- en mei-tomen gemiddeld ongeveer 11 kuikens, de juni-tomen iets minder, doordat deze meest van vervolglegsels afkomstig zijn (Tabel 7). De sterfte is in de eerste week het grootst. Ook in de tweede en de derde week zijn de verliezen nog aanzienlijk. Afgaande op de gemiddelden zou men de indruk kunnen verkrijgen, dat er daarna weinig eendenkuikens meer sterven, doordat de gemiddelden nagenoeg gelijk blijven. In werkelijkheid zijn er wel degelijk verliezen, maar doordat het percentage zeer kleine tomen - van 1 en 2 stuks - onder de jongere leeftijdsgroepen hoger ligt dan bij de oudere, worden de laatste gemiddelden minder gedrukt. De schrijver heeft de indruk gekregen, dat de overlevingskans van tomen die minder dan 3 stuks tellen, geringer is dan van numeriek sterkere tomen. De zeer kleine tomen gaan mogelijk te gronde doordat de moeder hen verlaat. Verlaten jongen worden door andere tomen zeer zelden geadopteerd. De eenden, die er niet in slagen een broedsel groot te brengen, sluiten zich aan bij de in troepjes levende woerden. In de eerste 10 dagen van juni werden deze geteld. Door de geslachtsverhouding in deze periode te schatten op 115-125 woerden; 100 eenden kon het percentage niet-productieve eenden worden bepaald. In 1953 bleek deze 20-23% te zijn, in 1954 22-24%. In beide jaren bereikten per eend ongeveer 5 kuikens de volwassen leeftijd. Doordat het gemiddelde aantal volwassen geworden kuikens per eend constant is (tabel 8, laatste kolom), hangt het broedsucces af van de omvang van de broedvogelpopulatie en van het percentage niet-productieve eenden. Het is waarschijnlijk, dat deze beide grootheden van jaar tot jaar wisselen, hoewel het laatste in de onderhavige studie niet het geval was. Er mag rekening mee worden gehouden, dat in ons land per jaar ten minste 600.000 a 700.000 jonge Wilde Eenden het vliegvlugge stadium bereiken.


[close window] [previous abstract] [next abstract]